We verzamelen vanaf de binnenkomst van leerlingen met behulp van ons leerlingvolgsysteem Parnassys, systematisch informatie over de kennis en vaardigheden van de leerlingen. Voor de kennisgebieden taal en rekenen/wiskunde gebeurt dit met betrouwbare en valide toetsen die tevens een indicatie geven van de bereikte referentieniveaus. De leraren vergelijken deze informatie met de verwachte ontwikkelingen. Deze vergelijking maakt het mogelijk om het onderwijs af te stemmen op de onderwijsbehoeften van zowel groepen als individuele leerlingen en deze te clusteren in drie niveaus, te weten; verrijkt, basis en intensief. Wanneer leerlingen niet genoeg lijken te profiteren analyseert de school waar de ontwikkeling stagneert en wat de mogelijke verklaringen hiervoor zijn. Vervolgens bepaalt zij wat er moet gebeuren om deze eventuele achterstanden weg te werken.
Buiten het volgen van de leerlingen via het leerlingvolgsysteem en de methodegebonden toetsen, maakt de school gebruik van de nieuwste IEP- toetsen. Deze toetsen bieden een methode onafhankelijk inzicht op het kunnen van de leerlingen. De leerkrachten stellen zelf doelen welke zij nastreven. Na afloop van de toetsperiode worden de toetsen en de behaalde resultaten op school-, groeps-, en individueel niveau geanalyseerd en besproken. Samen met de gegevens uit de IEP- toetsen en de methode toetsen worden de leerlingen ingedeeld in een niveau.
Wat is de doorstroomtoets?
Let op: Vanaf het schooljaar 2023-2024 maken alle leerlingen aan het eind van de basisschool een doorstroomtoets. Dit is verplicht. Met de doorstroomtoets kunnen leerlingen laten zien wat ze op de basisschool hebben geleerd. In de weken voor het toetsmoment geeft de leerkracht de leerling een advies voor het onderwijsniveau in het voortgezet onderwijs. Leerprestaties, aanleg en ontwikkeling op de basisschool spelen hierbij een rol. Heeft de leerling een hogere doorstroomtoetsuitslag dan het gegeven schooladvies? Dan stelt de school het advies bij, tenzij het in het belang is van de leerling om dit niet te doen. Heeft de leerling een lagere doorstroomtoetsuitslag dan het gegeven schooladvies? Dan blijft het advies van de school leidend. .
De doorstroomtoets vindt plaats in februari en geeft leerlingen een gelijke kans om zich eind maart aan te melden voor de middelbare school van hun voorkeur die het best past bij hun niveau. De doorstroomtoets is geen examen, leerlingen kunnen niet slagen of zakken.
Referentieniveaus
De Inspectie van het Onderwijs controleert of het onderwijs op scholen van voldoende niveau is. De doorstroomtoetsresultaten van de leerlingen spelen een belangrijke rol bij deze controle. Vanaf 1 augustus 2020 gebruikt de inspectie referentieniveaus om te bepalen of een school voldoende of onvoldoende presteert.
Wat zijn referentieniveaus?
Een doorstroomtoets meet voor de onderdelen Nederlandse taal en rekenen:
Het fundamentele niveau (basisniveau) en het streefniveau (hogere niveau) worden ook wel de ‘referentieniveaus’ genoemd. Ze zeggen dus welk niveau de leerlingen op de school hebben gehaald op de gebieden taal en rekenen. Om te kijken of de school voldoende of onvoldoende heeft gescoord, worden ze vergeleken met signaleringswaarden van de. Inspectie van het Onderwijs.
Wat zijn signaleringswaarden?
Hoeveel procent de school minimaal moet halen op de beide niveaus ligt vooraf vast. Deze percentages worden namelijk door de Inspectie van het Onderwijs bepaald. Als de school minder goed scoort dan deze vastgestelde, minimale waarde, kan het een signaal zijn dat er misschien iets niet goed gaat op de school. Daarom worden deze minimale scores ‘signaleringswaarden’ genoemd. Wanneer het percentage leerlingen op de school voor zowel het fundamentele niveau als het streefniveau op of boven de signaleringswaarden liggen, zijn de resultaten in dat schooljaar voldoende.
Gemiddelde van drie jaar resultaten
De gegevens die worden getoond in de schoolgids zijn een gemiddelde van de afgelopen drie jaar. De percentages van de eindtoetsresultaten van 2022 en 2023 en de doorstroomtoetsresultaten van 2024 worden hieronder getoond.
In februari maken de leerlingen van groep 8 de doorstroomtoets van IEP. Deze toets laat zien hoe de leerlingen zich de afgelopen jaren op school ontwikkeld hebben. Het is het laatste meetmoment voordat de leerlingen naar het Voortgezet Onderwijs (VO) vertrekken. Een doorstroomtoets afnemen brengt bepaalde verwachtingen met zich mee. Wij als school hebben deze verwachtingen met elkaar besproken en daar per vakgebied (Rekenen-wiskunde, taalverzorging en lezen) een streefdoel aan gehangen. Deze streefdoelen worden uitgewerkt in concrete actieplannen voor de groep om ervoor te zorgen dat de doelen op de doorstroomtoets worden behaald.
We scoren met ons 3-jaars gemiddelde boven de inspectienorm voor onze school. Een compliment voor alle leerkrachten, kinderen en de ouders.
Er wordt vanuit de inspectie niet meer gekeken naar de gemiddelde eindscore per schooljaar. Over 3 jaar wordt er naar het gemiddelde resultaat op de referentieniveaus gekeken. Het basisniveau 1F is het niveau voor taal en rekenen dat het overgrote deel van de leerlingen aan het einde van de basisschool tenminste zou moeten beheersen. Daarnaast heeft de overheid de ambitie dat een groot deel van de basisschoolleerlingen een hoger niveau haalt: het streefniveau. Voor taal is dat het 2Fniveau en voor rekenen is dat het 1S-niveau. Wij scoren boven de inspectienorm voor onze school.
Scores 2024-2025:
- Rozenhorst 1F: 97,2% /inspectienorm 85%
- Rozenhorst 1S/2F: 61,1%/ inspectienorm 38,7%
Het 3-jaars gemiddelde na schooljaar 2024-2025 is boven de inspectienorm en dus voldoende:
- Landelijk 1F 93,9%/ Rozenhorst 89,6%/ inspectienorm 85%
- Landelijk 1S/2F 50,4%/ Rozenhorst 46,6%/inspectienorm 38,7%
Als school volgen wij de ontwikkeling van elke leerling en hebben wij een procedure om te komen tot een passend en kansrijk schooladvies.
In de maand juni hebben wij een adviesvergadering voor de voorlopige adviezen groep 7. Tijdens deze vergadering zijn de leerkrachten van groep 7 en 8, interne begeleiders en directie aanwezig. Samen kijken we naar de toetsen uit ons leerlingvolgsysteem vanaf groep 5 en alle overige informatie per kind. Met die informatie komen wij tot een voorlopig advies voor het voortgezet onderwijs. In het kader van gelijke kansen letten wij er nauwlettend op dat de thuissituatie of andere omgevingsfactoren van een kind niet meewegen. We kijken echt naar de schoolse capaciteiten die wij op school waarnemen. Meestal is het voorlopige advies een dakpanadvies waarin het kind waarschijnlijk gaat uitstromen. Tijdens de rapportgesprekken aan het einde van het schooljaar wordt dit voorlopige advies met de kinderen en hun ouders besproken. We leggen dan uit hoe dit tot stand is gekomen. Ook mogen kinderen en hun ouders aangeven hoe zij dit zien en wat ons gezamenlijke doel is in groep 8.
In november/december nemen wij de toetsen van ons leerlingvolgsysteem af in groep 8. Direct na de kerstvakantie hebben wij wederom een adviesvergadering zoals in groep 7 met dezelfde personen. De procedure om tot een advies te komen is gelijk aan die met het voorlopige advies. In januari krijgen de kinderen hun schooladvies. Ook deze bespreken we weer met de kinderen en hun ouders.
Indien kinderen op de doorstroomtoets (in de eerste 2 weken van februari) een hoger advies scoren dan wij in januari hebben gegeven, gaan we weer met alle betrokkenen in de school om de tafel. Onze insteek is om een advies naar boven bij te stellen wanneer wij ook met regelmaat deze groei hebben gezien in de dagelijkse ontwikkeling op school. Bij een hogere score hebben we altijd een gesprek met ouders en kind erbij. Hierin leggen wij uit waarom we wel of niet bijstellen naar boven. Ook ouders en het kind mogen aangeven hoe zij dit zien. Samen komen we dan tot een eventueel bijgesteld advies. Uiterlijk 24 maart ontvangen deze kinderen hun bijgestelde advies. De overige kinderen behouden het advies wat in januari is gegeven. In de week van 25 t/m 31 maart melden alle leerlingen zich aan op de middelbare school van hun keuze passend bij hun advies.
Het kan voorkomen dat kinderen moeite hebben met de schoolse ontwikkeling en dat wij verwachten dat zij gaan uitstromen naar een praktische vorm van onderwijs. Deze kinderen hebben een OPP bij ons op school. In groep 7 bespreken wij met de ouders dat we voor hun kind een intelligentie-onderzoek willen afnemen in groep 8. Dit om te bepalen welke vorm van praktisch onderwijs het beste is voor hun kind. In groep 8 wordt dit intelligentie-onderzoek afgenomen door ons samenwerkingsverband. De uitslag wordt met de ouders, de intern begeleider en het samenwerkingsverband besproken. Tevens wordt het uitstroomadvies besproken indien dit om praktijkonderwijs zou gaan. Kinderen die hoger scoren dan 75 doen mee met de doorstroomtoets. Kinderen die onder de 75 scoren hoeven de doorstroomtoets niet te maken. Dat is een keuze die we bespreken met ouders en kind. Alle kinderen, maar zeker deze kinderen, dragen wij warm over aan het voortgezet onderwijs middels een gesprek en onderwijskundig rapport
Visie op Sociale opbrengsten
Wat verstaan scholen onder sociale opbrengsten?
Op school leren kinderen vaardigheden die nodig zijn om op een goede manier met anderen om te gaan. En om hun steentje bij te dragen aan de samenleving. Het gaat om vaardigheden zoals samenwerken, ruzies oplossen en jezelf weten te redden. Door deze vaardigheden is de sfeer op school fijn en veilig. En verbeteren de leerprestaties. Kinderen nemen op een positieve manier deel aan de maatschappij.
Belangrijk is hoe je met jezelf en met elkaar omgaat; het gaat om meedoen en meebepalen. Niet alleen over je voegen naar de anderen: de groep, de maatschappij. Sociale competentie is ook invloed uitoefenen op je omgeving. Het gaat daarbij om het evenwicht. De verwachtingen die je aan sociaal competent gedrag mag stellen, zijn voor elke leeftijd anders. Een kleuter lost een ruzie bijvoorbeeld anders op dan een leerling uit de bovenbouw.
Iemand is sociaal competent als deze persoon zowel rekening houdt met zijn eigen belangen als met die van een ander. En als hij dit doet volgens de waarden en normen die in zijn samenleving gelden. Hiervoor zijn kennis, vaardigheden en een juiste houding nodig.
Kennis heeft te maken met weten en kennen.
Vaardigheden hebben te maken met doen en kunnen.
Houding heeft te maken met willen en durven.
Er zijn natuurlijk ook andere aspecten van invloed op de houding van een kind. Bijvoorbeeld de gevoelens van een kind en het beeld dat hij of zij van zichzelf en de ander heeft.
Werkwijze Sociale opbrengsten
We besteden op onze school structureel aandacht aan de ontwikkeling van de sociale competenties van de leerlingen. Aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling is wekelijks opgenomen in het rooster: we maken gebruik van de methode KWINK (sociale vaardigheden/burgerschap) en levensbeschouwing (Hemel en aarde). Om de ontwikkeling van de leerlingen te volgen gebruiken we het leerlingvolgsysteem "Hart- en handeninstrumenten IEP". De intern begeleiders analyseren met de leerkrachten deze gegevens. Als een groep onder de norm scoort op een onderdeel wordt er een groepsplan opgesteld. De methode KWINK zetten we dan gericht in op deze onderdelen zodat er maatwerk voor een groep ontstaat. Wanneer een leerling hiaten laat zien in zijn/haar ontwikkeling, wordt met de intern begeleiders besproken hoe verder te handelen met deze leerling. Ook ouders van de individuele leerling worden betrokken en waar nodig ook de schoolmaatschappelijk werker en/of het samenwerkingsverband voor passend onderwijs. Omdat we zicht hebben op de interventies per groep, kunnen we in voorkomende gevallen overgaan tot het aanpassen/door ontwikkelen van schoolbeleid of tot ondersteuning van de leraar van een groep. Eenmaal per jaar meten we ook de sociale veiligheid van de leerlingen via een vragenlijst vanuit WMK. Deze gegevens leveren we direct aan bij de inspectie en worden geanalyseerd door de veiligheidscoördinator (Juf Jolande).